64
Jp
En
De
Fr
Es
Sv
Ru
Nl
Pt
Pb
It
Cz
Sk
Ro
Ua
Ck
Ch
Kr
Id
■ Reproductieverhouding
De reproductieverhouding is de verhouding van de
ogenschijnlijke grootte van een voorwerp ten opzichte van de
werkelijke grootte. Als bijvoorbeeld het beeld op de beeldsensor
een derde van de werkelijke grootte betreft, dan is de
reproductieverhouding 1:3. Indien gewenst kan de
reproductieverhouding worden geselecteerd met behulp van de
aanduiding voor de reproductieverhouding.
Voorbeeld: Gebruik van de aanduiding voor de reproductieverhouding
Om een reproductieverhouding van 1:3 te maken, selecteer
handmatige scherpstelling en draai aan de scherpstelring totdat
de markering voor de scherpstelafstand op één lijn ligt met
nummer “3” in de aanduiding voor de reproductieverhouding, en
beweeg vervolgens de camera naar voren of achteren totdat het
onderwerp is scherpgesteld.
■ Close-ups en reproductiewerk
Monteer de camera op een statief en gebruik een
kabelontspanner of verlengsnoer om onscherpte veroorzaakt
door cameratrilling te voorkomen. Close-ups worden doorgaans
in verband gebracht met extreem ondiepe scherptedieptes; voor
grotere scherptedieptes, stop het objectief, kies langere
belichtingstijden en positioneer de camera zodanig, dat het
filmvlak parallel ligt ten opzichte van het deel van het onderwerp
dat u wenst te fotograferen. Let er bij het gebruik van een
zonnekap op dat de kap het onderwerp niet aanraakt.
■ Belichtingsfactor
De f-waarde van het objectief duidt de helderheid van het
onderwerp aan bij een oneindige scherpstelafstand; hogere
reproductieverhoudingen resulteren in verminderde helderheid
van het onderwerp. De werkelijke helderheid wordt aangeduid
als de “effectieve f-waarde” en de hoeveelheid waarmee de
belichtingscompensatie moet worden verhoogd om rekening te
houden met de verloren helderheid, als de “belichtingsfactor”.