Metz 44 AF-3M Digital Camera User Manual


 
44
ń
4.6 Flitssynchronisatie
4.6.1 Normale synchronisatie (Afb. 7)
Bij de normale synchronisatie wordt de mecablitz ontstoken aan het begin
van de belichting, dus zodra de sluiter geheel openstaat (= synchronisatie bij
het opengaan van de sluiter). De normale synchronisatie is de standaard-
functie en wordt door alle camera’s ondersteund. Deze methode is voor de
meeste flitsfoto’s dan ook de meest geschikte. De camera wordt, afhankelijk
van de ingestelde functie, naar de flitssynchronisatietijd van de camera
omgeschakeld. Normaliter zijn dat de belichtingstijden tussen 1/30 s. en
1/125 s. (zie de gebruiksaanwijzing van uw camera). Op de mecablitz
hoeft voor deze functie geen instelling plaats te vinden.
4.6.2 Synchronisatie bij het dichtgaan van de sluiter
(REAR-functie) (Afb. 8)
Sommige camera’s bieden ook de mogelijkheid tot synchronisatie op een
moment vlak vóórdat de sluiter begint dicht te gaan (REAR-functie). Daarbij
wordt de flits pas afgevuurd aan het einde van de belichtingstijd. Dit is voo-
ral bij belichtingen met lange belichtingstijden (langer dan bijv. 1/30 secon-
de) en bewegende onderwerpen die een eigen lichtbron met zich meevoeren
een voordeel, omdat deze dan een „lichtstaart“ achter zich aan trekken in
plaats van - zoals bij de synchronisatie bij het opengaan van de sluiter -
voor zich uit opbouwen. Met het synchroniseren bij het dichtgaan van de
sluiter krijgt u dan een meer „natuurlijke“ weergave van de opnamesituatie.
Afhankelijk van de op de camera ingestelde functie stuurt deze langere
belichtingstijden dan zijn flitssynchronisatietijd aan.
De REAR-functie met op de camera ingesteld worden (zie de gebruiks-
aanwijzing van de camera). Er verschijnt geen aanduiding op de
mecablitz.
4.6.3 Synchronisatie met lange belichtingstijden / SLOW
Sommige camera’s bieden in bepaalde functies de mogelijkheid tot flitsopna-
men in combinatie met een lange belichtingstijd. In deze functie hebt u de
mogelijkheid om in schemerlicht of bij avond de achtergrond van de opname
beter in beeld te krijgen. Dit wordt bereikt door belichtingstijden die aange-
past zijn aan de lage omgevingshelderheid. Daarbij worden door de camera
automatisch belichtingstijden gekozen, die langer zijn dan z’n flitssynchroni-
satietijd. Bij sommige camera’s wordt de synchronisatie met lange belich-
tingstijden in bepaalde cameraprogramma’s (bijv. bij diafragmavoorkeuze
„Av“, nachtopnameprogramma enz.) automatisch geactiveerd (zie de ge-
bruiksaanwijzing van uw camera). Op de mecablitz hoeft u voor deze func-
tie niets in te stellen en vindt er ook geen aanduiding plaats.
Gebruik bij lange belichtingen een statief om bewegen van de camera
tijdens het opnemen te voorkomen!
5. De mecablitz- en camerafuncties
5.1 Aanduiding van de flitsparaatheid
Zodra de flitser opgeladen is, licht op de mecablitz de aanduiding van flits-
paraatheid op. Deze geeft daarmee aan, dat hij gereed is om te flitsen.
Dat betekent, dat voor de volgende opname flitslicht zal worden gebruikt.
Het signaal, dat de flitser opgeladen is wordt ook naar de camera overge-
bracht en zorgt er daar voor dat ook in de zoeker van de camera het betref-
fende symbool wordt getoond (zie Tabel 1).
Als u een opname maakt, voordat in de zoeker van de camera het flitssym-
bool te zien is, wordt er geen flits ontstoken en wordt de opname te krap
belicht, als de camera tenminste reeds op zijn flitssynchronisatietijd is omge-
schakeld (zie 5.2).
5.2 Automatische omschakeling naar de flitssynchronisatietijd
Afhankelijk van het type camera en de erop ingestelde functie wordt, zodra
de flitser opgeladen is, naar flitssynchronisatietijd omgeschakeld (zie de
gebruiksaanwijzing van de camera).
Kortere tijden dan de flitssynchronisatietijd van de camera kunnen niet wor-
den ingesteld, c.q. worden naar de flitssynchronisatietijd van de camera
omgeschakeld.