Metz AF-1 Camera Flash User Manual


 
60
ń
Let er bij het zwenken van de hoofdreflector op dat hij voldoende ver
uitgezwenkt wordt zodat er geen rechtstreeks flitslicht uit de hoofdreflec-
tor meer op het onderwerp kan vallen. Zwenk daarom minstens tot de
60° klikstand. Bij gezwenkte hoofdreflector vindt er in het display
geen aanduiding voor de reikwijdte meer plaats! Als de kop van de hoof-
dreflector gezwenkt wordt, wordt deze naar een stand van groter dan /
gelijk aan 70 mm gestuurd, zodat er geen rechtstreeks strooilicht op het
onderwerp kan vallen. Daarbij vindt er ook geen aanduiding van de flits-
reikwijdte en de zoomstand van de hoofdreflector plaats.
10.2 Indirect flitsen met een reflectiekaart
Door indirect te flitsen met de ingebouwde reflectiekaart kunnen bij personen
spitslichtjes in de ogen worden verkregen:
• Zwenk de reflectorkop 90° naar boven.
• Trek de reflectiekaart samen met de groothoekdiffusor boven uit de reflec-
torkop naar voren.
• Houd de reflectiekaart vast en schuif de groothoekdiffusor terug in de
reflectorkop.
10.3 Dichtbijopnamen / macro-opnamen
In het dichtbijbereik en bij macro-opnamen kan door het parallaxverschil tussen
flitser en objectief onderaan het beeld een schaduwrand ontstaan. Om dit tegen
te gaan kan de hoofdreflector met een hoek van -7° naar beneden worden
gezwenkt werden. Druk daarvoor op de ontgrendelknop en zwenk de hoof-
dreflector naar beneden.
Bij opnamen in het dichtbijbereik moet u er op letten bepaalde minimumafstan-
den aan te houden om overbelichting te vermijden.
De minimale flitsafstand bedraagt ong. 10% van de in het display aan-
gegeven reikwijdte. Als de reflectorkop naar beneden gezwenkt is knip-
pert als aanwijzing daarvoor de aanduiding van de reikwijdte. Let er op
dat bij dichtbijopnamen het flitslicht niet door het objectief afgeschaduwd
wordt!
10.4 Geheugen van de meetwaarde FE
Sommige camera's beschikken over een geheugen vooreen flitsbelichtingsmeting
(FE= Flash exposure). Dit wordt door de flitser in de flitsfunctie E -onder-
steund.
Dit wordt door de flitser in de i-TTL- en i-TTL-BL-flitsfunctie ondersteund. Hiermee
kan, voorafgaand aan de eigenlijke belichting, reeds de dosering voor de navol-
gende opname worden vastgelegd. Dit is bijvoorbeeld vooral zinvol als de flits-
belichting afgestemd moet worden op de reflectie van een bepaalde uitsnede
van het onderwerp die niet absoluut identiek hoeft te zijn aan het gehele onder-
werp.
Het activeren van deze functie moet op de camera gebeuren. Richt het meetveld
van de AF-sensor op het onderwerpsdetail waarop de flitsbelichting moet wor-
den afgestemd en stel scherp. Door te drukken op de FE-toets op de camera (de
aanduiding varieert van type camera tot type camera; zie de gebruiksaanwij-
zing van de camera) zendt de flitser een FE-proefflits uit.
In de zoeker van de camera ziet u dan een aanduiding voor de opgeslagen
meetwaarde , bijv. ‘EL’. Met behulp van het gereflecteerde licht van de testflits
legt de camera de het vermogen vast waarmee de dan volgende flitsbelichting
plaats moet vinden. Op het eigenlijke hoofdonderwerp kan dan met het AF-sen-
sormeetveld van de camera worden scherpgesteld. Nadat u op de ontspanknop
van de camera hebt gedrukt wordt de opname met de eerder bepaalde hoeveel-
heid flitslicht gemaakt!
In het groene, volautomatische programma en in de vari-, c.q. onder-
werpsprogramma's wordt het geheugen voor de flitsbelichting niet onder-
steund! Zie voor nadere aanwijzingen betreffende het instellen en het
hanteren de gebruiksaanwijzing van uw camera!
TTL
707 47 0057.A2 Inh. 48AF-1C 18.09.2007 16:38 Uhr Seite 60